Emy Demkes is freelance journalist en werkt onder andere voor Oneworld en de Correspondent. Ze schrijft voornamelijk over de achtergronden van onze kleding. Van de arbeidsomstandigheden in textielfabrieken tot aan de gevolgen van onze honger naar fast fashion. Om meer inzicht te krijgen in het perspectief van de textielinzamelaar interviewde ze onze directeur-bestuurder Mark Vooges.
‘Steeds minder kleding is te hergebruiken’
In Nederland gooien we jaarlijks 70 miljoen kilo textiel in de daarvoor bestemde inzamelbakken. Achter onze tweedehandsjes gaat een complete industrie schuil. Een kijkje achter de schermen bij een van de grootste textielinzamelaars van ons land: Sympany.
Het sorteerbedrijf in Utrecht is een van de vele plekken waar ons oude textiel terechtkomt. In totaal heeft het inzamelbedrijf vijf sorteercentra, verspreid over Nederland: Naast Utrecht in Assen, Eindhoven Harderwijk en Nieuw-Vennep. De sociaal ondernemer verwerkt jaarlijks 23,5 miljoen kilo textiel. In de loods in Utrecht rijden de vrachtwagens vol kleren af en aan. Twee mannen trekken een voor een de zakken open, en scheiden het draagbare textiel van het afval. Naast hen ligt een blauwe Ikea-shopper met daarin een roze kruik, een blikje cola en een fles wijn. Mensen gooien de gekste dingen in de textielbakken, weten ze bij Sympany maar al te goed. “We experimenteren nu met een pasjessysteem, waardoor de container alleen nog toegankelijk is met een pas voor omwonenden.”
De kleding die nog herdraagbaar is, komt uiteindelijk in grote balen of zakken terecht, die ingedeeld worden op zomer- en winterkleding van A-, B- of C-kwaliteit. Sympany verkoopt de kleren vervolgens aan inkopers in landen in Oost-Europa en aan landen in Afrika, D.R. Congo, Malawi, Angola en Zambia. Iets waar Vooges volkomen achterstaat, zegt hij er direct bij. “Ik zal je uitleggen waarom we nooit iets gratis weggeven: wat we verschepen moet ook waarde hebben voor diegene die het ontvangt. Als economisch goed willen we dat het volgens vraag en aanbod wordt afgenomen in de desbetreffende landen.”
Is het verschepen van onze ‘afdankertjes’ naar andere landen niet gewoon een manier om van onze troep af te komen? Daar is Vooges het volledig mee oneens. Net zoals hij het argument ‘jullie maken de lokale maak-industrie in die landen kapot’ onzin vindt. “Ten eerste gaat er geen ‘troep’ naartoe, onze afnemers in de landen waarmee wij handelen krijgen precies de mix van kleding waar ze om vragen. Daar sorteren we op. Doen we dat niet, dan zijn we onze afnemer kwijt.” Daarnaast benadrukt Vooges de vraag die er in de landen bestaat, en de werkgelegenheid die het creëert. “Als je kijkt naar de landen waar wij zitten, zie je dat de handel in tweedehandskleding allerlei banen oplevert.”
by